De vrijeschool is gebaseerd op de antroposofische opvattingen van Rudolf Steiner, de grondlegger van de ‘Waldorfschool’, zoals de vrijeschool in het buitenland heet. De onderwijsvorm heeft inmiddels een traditie van bijna honderd jaar. ‘Vrijeschool’ betekent niet dat kinderen zelf bepalen wat zij willen leren, maar dat elk kind vrij is in zijn of haar keuze om dingen te leren.
Onderwijzen is ook opvoeden, dat is het uitgangspunt van de vrijeschool. Het gaat niet alleen om leren rekenen en schrijven, maar ook om de persoonlijke ontwikkeling. Niet alleen individueel, maar ook in relatie tot de sociale gemeenschap.
De kern van het vrijeschoolonderwijs is dat rekening wordt gehouden met de ontwikkelingsfase van het kind. De eerste zeven jaar leren kinderen hun lichaam te gebruiken. De tweede zeven jaar worden dingen meer gevoelsmatiger beleefd, er wordt een mening gevormd. Vanaf het 14e jaar kan een kind zelf leren nadenken en oordelen.
Op de vrijeschool wordt gestreefd naar een evenwichtige balans tussen het werken en leren met het hoofd (kennis, begrip, reflectie), het hart (beleving, enthousiasme, passie) en de handen (willen, toepassen, oefenen, doen).
In het onderwijsproces staat de ontmoeting met het kind centraal. De lesstof en het overbrengen van de lesstof op het kind sluiten zo goed mogelijk aan bij de belevingswereld, de ontwikkeling en de leerbehoefte van het kind. Daarom noemen we de lesstof: ontwikkelingsstof. De kinderen ontwikkelen zich door het aanbod en het aanbod past bij de ontwikkelingsfase waarin het kind zich bevindt.