Klas 1 t/m 6

Een kind in deze leeftijdsfase heeft in principe een enorme drang tot leren: het wil van de wereld horen, het wil weten en het wil kunnen. De lesstof op de vrijeschool hanteren wij als ontwikkelingsstof. Omgaan met de lesstof is voor de kinderen een manier om zich verder te
ontwikkelen. De vertelstof en de onderwerpen van het periodeonderwijs zijn afgestemd op de leeftijdsfase van de jaarklas.

 

Op school werken we met het zogenaamde jaarklassensysteem. Dit betekent dat de klas wordt gezien als een sociale eenheid, samengesteld uit eenzelfde leeftijdsgroep, maar met verschillen in temperamenten, (cognitieve) vermogens en talenten. Hierdoor leert het kind verschillende
kwaliteiten te herkennen en te waarderen, bij zichzelf én bij de ander. De klas waarin allerlei individuele kwaliteiten aanwezig zijn, vormt een belangrijk oefenveld voor het latere functioneren binnen verschillende sociale contexten in de maatschappij.

 

De globale dagindeling op de vrijeschool bestaat uit drie blokken te weten oefenuren, periodeonderwijs en vaklessen. Het periodeonderwijs wordt door de klassenleerkracht ontworpen, zodanig dat het goed aansluit bij de ontwikkeling van de kinderen in de klas. Het onderwijs wordt gekenmerkt door een levendige overdracht, waarbij het werken met ‘hoofd’, ‘hart’ en ‘handen’ wordt afgewisseld.

 

Tijdens de oefenuren taal en rekenen werken de kinderen uit de lesmethoden Staal en Alles Telt. Nieuwe lesstof vraagt om oefening en herhaling. De methoden bieden voldoende mogelijkheden voor differentiatie, zowel voor extra oefenstof als voor meer uitdagende opdrachten. Tijdens de oefenuren wordt zelfstandig gewerkt in drie niveaugroepen. Daar waar mogelijk werken de kinderen ook samen. Door de oefenuren schoolbreed op elkaar af te stemmen kunnen kinderen met een OntwikkelingsPersPectief (OPP) op eigen niveau instructie en begeleid oefenen in een andere klas.

 

Vanaf klas 4 krijgen de kinderen huiswerk. Huiswerk geven we mee om te leren plannen. Wanneer heb ik tijd om te spelen en wanneer maak ik tijd voor mijn schoolwerk? Het huiswerk wordt ook ingezet bij extra (taal of reken) oefening, uitzoekwerk bij een opdracht of het leren van een toets (denk aan topografie, tafels). Actieve ondersteuning van een ouder is daarbij essentieel.

 

Wij bieden een breed palet van vaklessen aan. Hiermee spreken we de kinderen aan in het denken, voelen en willen (hoofd, hart en handen). Voorbeelden van deze vaklessen zijn: handwerken, schilderen, muziek, gymnastiek en vormtekenen. Vaklessen worden door een vakleerkracht of door de eigen leerkracht verzorgd.

 

De leerkracht gaat in principe een aantal jaren met een klas mee. De leerkracht kan zich daardoor goed met de kinderen verbinden, waardoor hij/zij een kind goed kan begeleiden. Lange tijd was het van- zelfsprekend en ideaal dat een leerkracht zes jaar dezelfde klas begeleidde. Dat is door allerlei redenen niet langer het geval. Wij bekijken jaarlijks de indeling van de klassen en de leerkrachtenbezetting. In het schooljaar 2019-2020 gaan we met elkaar in gesprek welke uitgangspunten we hierin gaan hanteren. Gaan we uit van een periode van twee of drie jaar verbinding aan een klas?

Vertelstof

De vrijeschool hecht grote waarde aan het vertellen van verhalen aan kinderen. Per klas is de vertelstof zo gekozen dat hij passend is voor die leeftijdsfase. Door het vertellen van verhalen kan het kind zich inleven in andere tijden, personen en situaties. De vertelstof is breed en vindt zijn oorsprong in de diverse fasen van ontwikkeling van de mensheid. Zo ontstaat er een brede cultuuroverdracht. Aanvullend op de vertelstof per klas vertellen we verhalen passend bij de jaarfeesten, eigentijdse verhalen en verhalen van andere culturen.
Overzicht vertelstof:
• Eerste klas Sprookjes
• Tweede klas Dierenfabels en heiligenlegenden
• Derde klas Verhalen uit het Oude Testament
• Vierde klas Edda, de Noorse en Germaanse mythologie
• Vijfde klas Griekse mythologie
• Zesde klas Geschiedenis van de Romeinen, de vroege middeleeuwen en de Islam

 

Periodeonderwijs

Tijdens het periodeonderwijs wordt gedurende een aantal weken een bepaald onderwerp uitvoerig behandeld. In de eerste twee klassen wisselen taal-, reken- en heemkundeperioden elkaar af. In de derde klas komen hier perioden over ambachten bij. In de vierde klas worden naast taal en rekenperioden, ook aardrijkskunde en dierkunde perioden aangeboden. In klas vijf staat in het periodeonderwijs economische aardrijkskunde, plantkunde en geschiedenis centraal. In klas zes is er een afwisseling van een groot aantal perioden: taal, rekenen, meetkunde, geschiedenis, aardrijkskunde, mineralogie en natuurkunde. Het ervaren en beleven zijn belangrijke kenmerken van het periodeonderwijs. Soms wordt een periode afgesloten met een excursie naar bijvoorbeeld een museum of een natuurplek.

 

De leerstof wordt klassikaal aangeboden maar op zo’n manier dat ieder kind naar eigen vermogen hier een verbinding mee kan aangaan. De verwerking wordt individueel, in groepen of klassikaal gedaan. Naast cognitieve verwerking van de stof passen we ook bewegings- en kunstzinnige werkvormen toe. Zo kunnen de kinderen zich op verschillende manieren met de lesstof verbinden. Van elke periode maken de kinderen een eigen periodeportfolio. Met daarin teksten en oefeningen over de behandelde stof, omgeven door illustraties, voorbeelden en eigen versieringen. Zo ontstaan eigen leerboeken van de kinderen.